Een goede docent worden - 绮罗网

Een goede docent worden

11 Delen:Wat hebben je leerlingen nodig?Doelen stellenLesprogramma’s makenBetrek de studenten erbijLaat ze zelfstandig dingen ontdekkenHet leerproces versterkenVoortgang evaluerenSucces belonen en fouten benuttenVoldoe aan de emotionele behoeften van je leerlingenVraag aan je leerlingen wat zij ervan vindenBlijf zelf ook leren

Goed lesgeven is een kunst. Er komen praktische, toegepaste en gedragswetenschappen bij kijken. Het is inmiddels wel bekend dat er manieren zijn die beter werken dan de klassieke methode met een docent die voor de klas staat en niets anders doet dan in één richting informatie overdragen. Een goede docent houdt zich vooral bezig met het aanreiken van veelzijdige en betekenisvolle leerervaringen in een breder verband—en alles bij elkaar is dat helemaal niet zo ingewikkeld. Hieronder lees je hoe ook jij stap voor stap een goede docent kunt worden en hoe je op een effectieve manier les kunt geven in allerlei verschillende leersituaties. We leggen uit hoe je de individuele behoeften van je leerlingen kunt analyseren en hoe je betekenisvolle leerdoelen voor je lesprogramma’s ontwikkelt en aanlevert. Aan het eind van het artikel beschrijven we de werking van het leerproces, hoe je je lessen en toetsen daarop kunt aanpassen en hoe je op een constructieve manier omgaat met tegenvallende resultaten.

Deel 1
Wat hebben je leerlingen nodig?

  1. 1
    Bepaal welke academische vaardigheden het belangrijkst zijn. Probeer te bedenken welke vaardigheden je studenten of leerlingen nodig zullen hebben om hun lagere- en middelbareschooldiploma te halen, zich voor te bereiden op de universiteit of een andere vervolgopleiding en om verder vooruit te komen in hun leven. Probeer te bedenken welke vaardigheden jij als volwassene gebruikt en hoe je die vaardigheden op je leerlingen zou kunnen overbrengen. Als het goed is zijn dit vaardigheden die voor je leerlingen onmisbaar zijn om binnen de maatschappij te kunnen functioneren. Goede voorbeelden daarvan zijn bijvoorbeeld kunnen lezen en rekenen op een bepaald niveau. Geef aan die vaardigheden daarom voorrang.
  2. 2
    Vul de standaardlessen aan met bepaalde extra vaardigheden die je leerlingen kunnen helpen een beter leven te leiden. Nadat je hebt bepaald welke vaardigheden absoluut noodzakelijk zijn in het leven, kun je gaan nadenken over aanvullende vaardigheden die de levenskwaliteit van je leerlingen aanzienlijk zullen verbeteren. Door je leerlingen die vaardigheden bij te brengen help je ze een gelukkiger en meer productief leven te leiden. Er bestaan heel veel van dit soort vaardigheden. Je kunt kinderen bijvoorbeeld leren hoe ze hun eigen bron van creatieve vaardigheden kunnen aanspreken, waardoor ze beter zullen worden in het oplossen van problemen, het creëren van kansen, het leveren van diensten en het bieden van hulp. Ook is het belangrijk dat kinderen leren zich emotioneel te uiten door activiteiten als tekenen, handvaardigheid, muziek en andere expressievakken.
  3. 3
    Emotionele en sociale vaardigheden bepalen. We leren niet beter te functioneren als mensen en blijven niet op de hoogte van alles wat er in de wereld gebeurt als we alleen maar academische vaardigheden aanleren. Je leerlingen moeten ook leren om hun zelfbewustzijn te ontwikkelen. Daaronder vallen kwaliteiten als spreekvaardigheid, zelfvertrouwen, op een gezonde manier omgaan met stress en teleurstelling, op een productieve manier omgaan met anderen en je bewust worden van de behoeften van andere mensen. Probeer erachter te komen welke methodes je in de klas kunt gebruiken om je leerlingen de kans te geven dit soort vaardigheden te ontwikkelen.

Deel 2
Doelen stellen

  1. 1
    Algemene doelen stellen. Nu je een paar belangrijke vaardigheden hebt bepaald die je leerlingen nodig zullen hebben om te slagen in het leven kun je jezelf aan de hand van die vaardigheden een aantal doelen stellen. Als je bijvoorbeeld een groep kleuters hebt die moeten leren lezen, kan je eerste doel zijn dat ze het alfabet kennen en eenvoudige, korte woorden kunnen herkennen.
  2. 2
    Specifieke doelen stellen. Nadat je de algemene doelen voor je klas hebt bepaald kun je proberen te bedenken welke specifieke doelen je kunt stellen om te zien of ze de algemene doelen al bereikt hebben. Je kunt er bijvoorbeeld voor zorgen dat de kleuters in je klas uit de vorige stap het alfabet van voren naar achteren en van achteren naar voren kunnen lezen en schrijven en dat ze simpele woorden van drie letters kunnen lezen.
  3. 3
    Bepaal hoe je die doelen wilt bereiken. Je weet nu wat je wilt dat je leerlingen op een bepaald moment kunnen. Dan moet je nu de kleinere, meer specifieke vaardigheden bepalen die je leerlingen nodig zullen hebben om die hogere doelen te bereiken. Dit worden een soort minidoeltjes die de functie van een soort routebeschrijving vervullen. In het voorbeeld van de kleuters zijn zulke minidoeltjes bijvoorbeeld: het leren van één bepaalde letter, het leren herkennen van samengestelde klanken en vervolgens het leren combineren van klanken.

Deel 3
Lesprogramma’s maken

  1. 1
    Stel iedere cursus die je geeft zo op dat er leerdoelen mee bereikt worden; het kan zijn dat op de school waar je werkt iedere docent met een lesprogramma of een soortgelijk document moet werken. Aan de hand van je eigen routebeschrijving kun je nu een lesprogramma maken waarin je in stappen precies beschrijft hoe je je leerlingen langs die weg de gestelde doelen wilt laten bereiken. Iedere vaardigheid die je leerlingen aan moeten leren om ze van minidoel naar minidoel te leiden moet je zorgvuldig plannen en uitschrijven.
  2. 2
    Houd rekening met verschillen in leerstijlen. Houd er bij het maken van je lesprogramma rekening mee dat er binnen een klas verschillende leerstijlen bestaan. Ieder kind heeft een eigen manier van leren en als je wilt dat je hele klas evenveel kans op succes heeft, zul je je programma aan die verschillende stijlen moeten aanpassen. Probeer te bedenken hoe je in je lessen zowel geluid, beeld, fysieke activiteiten en zowel geschreven als interactief materiaal kunt gebruiken. In je lessen moeten de studenten altijd centraal staan en het is de bedoeling dat jij als docent voor ieder vak zoveel mogelijk activiteiten aanlevert waarmee je leerlingen onder begeleiding zelf kunnen oefenen en ervaren. Geef altijd een inleiding en een voorbeeld, of doe de oefening eerst zelf voor. Vergeet ook niet regelmatig huiswerk te geven.
  3. 3
    Combineer verschillende vakken en onderwerpen zodat je leerlingen in één keer meerdere vaardigheden aanleren doordat je verschillende onderdelen van het onderwijsprogramma tegelijkertijd behandelt. Als je een kans ziet om onderwerpen met elkaar te combineren en om verbanden te leggen tussen bepaalde vakken, zoals bijvoorbeeld natuurwetenschappen en wiskunde of Nederlands en geschiedenis, doe dat dan. Op die manier zullen je leerlingen leren begrijpen hoe ze de informatie kunnen toepassen en zien ze eerder het verband tussen de stof en de situaties die ze in de wereld om hen heen zullen tegenkomen. De wereld is tenslotte ook niet opgedeeld in allemaal aparte schoolvakken. Probeer met andere docenten samen te werken zodat je je studenten boeiende en interactieve opdrachten kunt geven zodat ze op een natuurlijke manier over meerdere onderwerpen tegelijk kunnen leren.

Deel 4
Betrek de studenten erbij

  1. 1
    Gebruik visuele hulpmiddelen en presenteer de onderwerpen op meer dan één manier. Maak tijdens je lessen zo veel mogelijk gebruik van visuele hulpmiddelen. Dit geldt voor vakken als aardrijkskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie en sociale wetenschappen. Tijdens lessen voor vakken als maatschappijleer, geschiedenis en politieke wetenschappen kun je gebruik maken van grafieken, staafdiagrammen, kaarten, een wereldbol, foto’s, film en tijdbalken. Tijdens rekenen of wiskunde kun je activiteiten toepassen zoals het indelen in groepen, het herkennen van veranderende patronen binnen een serie getallen of vormen in combinatie met wiskundige modellen (zoals bijvoorbeeld formules), grafische weergaven, grafieken, diagrammen, etc. Op die manier krijgen de leerlingen de kans om gegevens en voorbeelden van de behandelde onderwerpen op een meer concrete en veelzijdige en minder rechtlijnige manier te ervaren en te gebruiken. Van lastige, abstracte begrippen kun je je vaak moeilijk een voorstelling maken en een afbeelding zal veel leerlingen helpen om bij de les te blijven, terwijl ze anders misschien al lang niet meer met hun aandacht bij de stof zouden zijn omdat ze niet kunnen volgen wat er gezegd wordt.
  2. 2
    Maak zo veel mogelijk gebruik van activiteiten. Als docent moet je in de regel proberen niet langer dan een kwartier achter elkaar voor de klas te praten. Wissel de informatie die je als docent voor de klas overdraagt zoveel mogelijk af met lezen, schrijven en andere interactieve opdrachten. Probeer je leerlingen zoveel mogelijk actief bij de stof en bij het leerproces te betrekken. Hiervoor kun je bijvoorbeeld gebruik maken van interactieve leeractiviteiten (we spreken liever niet van spelletjes), discussie in tweetallen, of een vraag- en antwoordrondje (waarin óf jij óf de leerlingen vragen stellen).
  3. 3
    Betrek de hele klas erbij. Hoe doe je dat? Creëer tijdens een vraag- en antwoordrondje en tijdens kringgesprekken een systeem waardoor de leerlingen weten dat ze allemaal "meedoen" in de kring, en dat ze allemaal op elk moment "aan de beurt" kunnen zijn. Daarmee voorkom je dat alleen bepaalde leerlingen meedoen terwijl andere kinderen nooit wat zeggen.
    • Dit kun je bijvoorbeeld zo doen: Schrijf de namen van de leerlingen op ijsstokjes en doe ze in een glazen pot. Trek steeds een willekeurige naam uit de pot. De getrokken leerling moet vervolgens een vraag over het onderwerp stellen of beantwoorden.
    • Stel tussendoor ook open vragen waar iedereen op mag antwoorden.
    • Tijdens klassikale taken waar iedereen aan mee moet doen, zoals stil zijn als jij het zegt, klaar gaan zitten voor de pauze of je boek opruimen en een ander boek pakken, kun je een klassikaal scorebord gebruiken met punten en strafpunten. Op basis daarvan deel je aan het eind een straf of beloning uit voor de hele klas.
  4. 4
    Breng de stof in verband met de wereld waarin de kinderen leven. Kinderen gaan naar school om vaardigheden aan te leren die ze in de wereld om hen heen nodig hebben. Daarom is het een goed idee om de vaardigheden en de informatie die je in de klas behandelt steeds zoveel mogelijk in verband te brengen met het leven van je leerlingen en met de dingen waar ze in de toekomst mee te maken zullen krijgen.[1] Een leerling hoeft zich als het goed is nooit af te vragen waarom hij of zij iets moet leren. Als je bij de stof geen voorbeeld kunt laten zien is het misschien beter om het niet te behandelen.
    • Rekenvaardigheden moet je bijvoorbeeld altijd in verband brengen met activiteiten als een rekening betalen, een lening afsluiten en taken waar ze later op hun werk mee te maken kunnen krijgen. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld een toekomst kiezen waarin technologie een belangrijke rol speelt, of ze kunnen geïnspireerd raken om ingenieur of architect te worden. Taalvaardigheid kunnen ze toepassen bij het schrijven van verhalen, boeken, zakelijke rapporten, persoonlijke en zakelijke brieven, hun cv, sollicitatiebrieven of een aanvraag voor een studiebeurs. Wetenschappelijke vaardigheden kunnen ze gebruiken om te begrijpen hoe de motor van een auto werkt, electronica, het zonnestelsel en het heelal, chemicaliën, om een verstopte afvoer te repareren of om een diagnose te stellen als er iemand ziek is. Geschiedenis en sociale wetenschappen kunnen ze gebruiken om de beschaving te begrijpen, de maatschappij en de regering, om politieke waarden te bepalen en om te kunnen stemmen, terwijl ze aan een vak als sociologie veel zullen hebben als ze hun familieleden, toekomstige kinderen, vrienden of vreemden willen helpen.

Deel 5
Laat ze zelfstandig dingen ontdekken

  1. 1
    Ga met je leerlingen naar buiten. Het gaat er niet alleen om dat je ervoor zorgt dat je leerlingen actief buiten in de zon bezig zijn (al is dat natuurlijk wel heel goed!). Je gaat niet naar school om vaardigheden te leren alleen maar om voor je examen te slagen. Het gaat erom dat mensen leren een beter leven te leiden in de wereld om hen heen. Haal je leerlingen daarom uit het klaslokaal zodat ze hun vaardigheden in de praktijk kunnen brengen.
    • Neem je leerlingen tijdens een les natuurwetenschappen bijvoorbeeld mee naar het strand zodat ze planten en dieren kunnen leren herkennen of bepaalde geologische kenmerken binnen het landschap. Neem ze tijdens een les Nederlands mee naar een van de eerste repetities van een toneelstuk, zodat ze kunnen zien hoe de keuze van een bepaalde tekst en eventuele veranderingen in woordkeus en intonatie de manier waarop je de gebeurtenissen en de personages waarneem, kunnen beïnvloeden. En laat ze tijdens een geschiedenisles de bewoners van een bejaardentehuis interviewen of gevangenen, als onderdeel van de les maatschappijleer.
  2. 2
    Laat ze dingen uitproberen. Laat je leerlingen de opdrachten op een creatieve manier interpreteren. Nodig ze uit om vragen te stellen en alternatieve routes te volgen. Als ze zelf het leerproces kunnen sturen steken ze er meer van op en blijven ze langer geïnteresseerd in waar ze mee bezig zijn.
    • Als een leerling zich tijdens een practicumopdracht waarbij ze muizen mogen loslaten in een doolhof bijvoorbeeld ineens afvraagt wat er gebeurt als je spiegeltjes in het doolhof zet, laat ze dat dan doen. Om te zorgen dat leerlingen ergens iets nuttigs van leren is het niet altijd nodig dat ze de opdracht precies letterlijk uitvoeren.
  3. 3
    Stimuleer creativiteit en vernieuwing. Met succes creëer je succes. Laat je leerlingen nieuwe dingen ontwerpen en creëren. Geef ze open opdrachten met specifieke doelen en laat ze zelf een methode bedenken om dat doel te bereiken. Op die manier krijgen ze de kans hun eigen, op maat gemaakte leermethode te creëren volgens een methode die het best past bij hun stijl en belangstelling. Zo blijven ze meer betrokken bij de opdracht en de kans dat ze dagelijks vooruitgang (oftewel succes) boeken is daardoor veel groter.
    • Voor het vak Nederlands kun je bijvoorbeeld een keer een opdracht geven waarbij je leerlingen een tekst moeten schrijven met een minimum aantal woorden over een bepaald, breed onderwerp. Zeg er dan bij dat ze helemaal zelf mogen bepalen hoe ze die woorden organiseren en hoe ze de tekst indelen en presenteren. Ze mogen een stripverhaal schrijven, een liedje, een tekst schrijven en die vervolgens presenteren in de vorm van een cabaretvoorstelling, ze mogen een opstel schrijven, een poster maken of een spreekbeurt houden... het maakt niet uit wat, alles wat ze zelf interessant en boeiend vinden, is goed.

Deel 6
Het leerproces versterken

  1. 1
    Blijf betrokken bij je leerlingen terwijl ze zelfstandig aan het werk zijn. Als je leerlingen in de klas aan een opdracht werken of op een andere manier zelfstandig met iets bezig zijn tijdens de les, loop dan rond en laat zien dat je betrokken bent bij waar ze mee bezig zijn, zodat de studenten zelf ook bij de opdracht betrokken blijven. Vraag aan ze hoe het gaat. Vraag niet alleen wat ze niet begrijpen of wat er niet goed gaat, maar vraag ook wat zij denken dat ze ervan geleerd hebben. Zorg dat ze je meer vertellen dan alleen maar “Ja hoor, het gaat prima” of “Alles in orde”. Je kunt ze ook de opdracht geven aan jou uit te leggen wat ze aan het doen zijn, of je kunt ze vragen of ze begrijpen waar de opdracht eigenlijk over gaat.
  2. 2
    Bespreek hun zwakke punten. Kijk na de opdracht hoe de klas het als geheel gedaan heeft. Bepaal wat voor iedereen moeilijk was of wat voor alle leerlingen moeilijk zou kunnen zijn en bespreek die punten. Vertel ze waarom die fout veel gemaakt wordt en hoe ze het probleem kunnen herkennen. Bespreek ook hoe je het probleem op kunt lossen of hoe je het op een betere manier aan kunt pakken. Als je leerlingen het probleem echt begrijpen en niet alleen maar weten “wat goed en wat fout is,” zullen ze later veel beter in staat zijn problemen op te lossen.
  3. 3
    Kijk zo nu en dan terug op oud materiaal. Iets aan het begin van het jaar behandelen en er vervolgens nooit meer op terugkomen is niet zo’n goed idee. Probeer altijd een link te leggen tussen nieuw materiaal en de vaardigheden die ze in eerdere lessen hebben aangeleerd. Op die manier krijgen de leerlingen de kans de opgedane vaardigheden te oefenen en hun nieuw verworven kennis te verdiepen. Je kunt het vergelijken met het leren van een taal; dat gaat ook het beste als je iedere dag oefent.
    • Tijdens een les Nederlands waarin je leerlingen leren hoe ze een werkstuk moeten schrijven met een conslusie en de argumenten die tot die conclusie leiden kun je bijvoorbeeld gebruik maken van de vaardigheden die ze eerder geleerd hebben voor het schrijven van een verhalend opstel. Je kunt het hebben over hoe je een verhaal kunt gebruiken binnen een argumentatieve tekst om de lezers op hun gevoel aan te spreken of over hoe de stem van de schrijver kan bepalen hoe de lezer de informatie waarneemt.

Deel 7
Voortgang evalueren

  1. 1
    Maak goed uitgebalanceerde toetsen. Heb je zelf weleens een proefwerk gemaakt dat zo makkelijk was dat iedereen een voldoende haalde, of een toets met alleen maar vragen over de laatste drie lessen, in plaats van vragen over de stof van het hele jaar? Door dit soort ervaringen begrijp je wel hoe belangrijk het is dat proefwerken en toetsen heel zorgvuldig zijn samengesteld. Kies stof die past bij het doel van de toets en weeg het materiaal zo af dat de toets niet volledig het cijfer van de leerling bepaalt. Niet iedereen is goed in het maken van proefwerken.
  2. 2
    Overweeg ook andere manieren in plaats van de klassieke toetsen. De klassieke toetsen en proefwerken zijn vaak helemaal niet zo’n goede manier om te bepalen of een leerling de stof heeft begrepen. Er zijn leerlingen die zeer intelligent zijn en die het altijd goed doen in de klas, maar die toevallig niet goed zijn in het maken van proefwerken en er zijn ook studenten die toevallig heel goed zijn in het maken van toetsen, maar die de stof eigenlijk helemaal niet goed beheersen. Probeer ook eens andere methodes uit die de leerlingen minder onder druk zetten om goede resultaten te halen, op een manier die wel erg specifiek is.
    • Je kunt bijvoorbeeld denken aan educatieve evaluatie, in plaats van auditieve. Geef je leerlingen de opdracht een situatie uit de werkelijkheid te bedenken waarin ze de vaardigheden die ze hebben aangeleerd zouden kunnen gebruiken en vraag ze een opstel te schrijven of een spreekbeurt te houden waarin ze uitleggen wat ze in die situatie zouden doen en hoe ze eventuele problemen zouden oplossen. Zo krijgen ze de kans hun vaardigheden te oefenen en toe te passen en ze kunnen laten zien dat ze de stof niet alleen begrepen hebben maar dat ze ook snappen wat de achterliggende bedoeling is.
  3. 3
    Maak het houden van spreekbeurten leuker en minder eng. Spreken in het openbaar is zonder twijfel een belangrijke vaardigheid, maar niet iedereen leert het door in het middelpunt van de belangstelling te staan. Bereid je studenten stap voor stap voor op het houden van een spreekbeurt voor de hele klas, zodat je niet alleen kunt bepalen in hoeverre ze de stof beheersen maar ze ook de kans kunt geven hun spreekvaardigheid te verbeteren. Als ze eenmaal dit soort meer eenvoudige spreekbeurten kunnen geven kun je ze een spreekbeurt voor de hele klas laten houden en kijken hoe het gaat.
    • Je kunt je leerlingen eerst eens een individuele spreekbeurt alleen voor jou laten houden. Dat kun je dan meer in de vorm van een gesprek doen. Op die manier zal het minder eng voor ze zijn en kunnen ze beter werken aan hun spreekvaardigheid. En op die manier kun jij als docent belangrijke vragen stellen om te bepalen of ze de stof goed geleerd hebben.[2]
    • Je kunt je leerlingen ook een spreekbeurt voor hun klasgenoten laten houden. Dat kan in tweetallen, net als de spreekbeurt die ze voor jou hebben gehouden, of je kunt ze vragen de spreekbeurt voor een klein groepje klasgenoten te houden, dat dan luistert als een soort panel. De luisteraars moeten van tevoren een lijst met vragen maken. Daar leren zij zelf ook van en op die manier kunnen zij ook laten zien dat ze de stof begrepen hebben.

Deel 8
Succes belonen en fouten benutten

  1. 1
    Laat je leerlingen zelf hun beloning kiezen. Maak een lijst van mogelijke beloningen voor bijzonder goede prestaties. Dit kunnen beloningen zijn voor individuele leerlingen, of beloningen voor de hele klas. Vervolgens mogen de leerlingen gezamenlijk zelf een beloning uitkiezen. Op die manier weet je zeker dat de beloning ze er echt toe aan zal zetten om hun best te doen, en dat het niet alleen maar iets is wat jij aan ze hebt opgedrongen, maar wat ze eigenlijk niet stimuleert om beter hun best te doen.
  2. 2
    Zie geen fouten, maar kansen. Als een leerling een fout heeft gemaakt, presenteer het dan niet op die manier. Zie het niet als een fout en zorg ervoor dat zij het ook niet als een fout zien. Laat aan je leerlingen zien dat het een leerervaring is, een manier voor hen om te zien hoe ze verkeerde resultaten behalen. Laat ze het opnieuw proberen en laat ze op een aardige manier zien hoe ze het goed kunnen doen. Denk eraan dat je beter niet kunt zeggen dat iets “fout” is. Je kunt beter zeggen dat het “bijna” goed is, of “goed geprobeerd”. Bedenk dat ze een vaardigheid die is aangeleerd door iets te proberen en door fouten te maken veel beter zullen beheersen dan een vaardigheid die een leerling misschien toevallig de eerste keer goed heeft uitgevoerd of op een manier die ze misschien niet helemaal begrijpen.
  3. 3
    Experimenteer met beloningen voor de hele klas. Binnen traditionele leeromgevingen ontstaat vaak een systeem waarbinnen leerlingen die minder goed presteren jaloers zijn op de leerlingen die niet zo veel moeite hoeven te doen om goede cijfers te halen (het buitensluiten van de zogenaamde ‘’nerds’’). Je kunt beter een omgeving creëren waarbinnen de leerlingen samenwerken als één groep en waarbinnen het halen van goede cijfers niet als iets verkeerds wordt gezien. Op die manier zullen je leerlingen opgroeien tot volwassenen die beter zullen functioneren binnen een echte werkomgeving. Dit kun je bijvoorbeeld doen middel van gezamenlijke beloningen voor de hele klas. Op die manier heeft de hele klas er wat aan als bepaalde leerlingen goede cijfers halen.
    • Je kunt bijvoorbeeld een systeem bedenken waarbinnen alle leerlingen een beloning krijgen als er iemand een 10 haalt voor een proefwerk. Je kunt iedere leerlingen een paar extra punten geven of een enquête houden onder de leerlingen om erachter te komen of ze misschien liever een ander soort beloning zouden krijgen. Op die manier stimuleer je de leerlingen om samen te werken aan betere resultaten en het zorgt ervoor dat goede leerlingen populairder worden in de klas.

Deel 9
Voldoe aan de emotionele behoeften van je leerlingen

  1. 1
    Geef ze het gevoel dat ze uniek en gewild zijn. Zorg ervoor dat je iedere leerling of student afzonderlijk erkent en waardeert vanwege de eigenschappen die ervoor zorgen dat ieder van hen uniek en geweldig is. Moedig die eigenschappen aan. Probeer elk van je leerlingen ook het gevoel te geven dat hij of zij iets te bieden heeft en iets kan bijdragen. Daardoor krijgen ze meer zelfvertrouwen en het zorgt ervoor dat ze makkelijker de juiste weg in het leven kunnen vinden.
  2. 2
    Erken de moeite die ze doen. Ook al spannen je leerlingen zich maar af en toe een beetje in, die inspanningen moet je erkennen en waarderen. Zeg tegen elke leerling dat hij of zij het goed gedaan heeft en zorg dat je dat ook echt meent. Probeer niet betuttelend te zijn, maar spreek je waardering uit. Als ze extra goed hun best hebben gedaan, beloon ze dan. Als een leerling bijvoorbeeld van een 4 naar een 7 is gegaan, heeft hij of zij eigenlijk wel een 8 verdiend als belonging voor de enorme hoeveelheid werk die hij of zij heeft verzet om dat resultaat te bereiken.
  3. 3
    Respecteer je leerlingen. Het is ontzettend belangrijk dat je je leerlingen respecteert. Het maakt niet uit of het studenten zijn die een postdoctorale opleiding doen aan de universiteit of kleuters: behandel ze als intelligente mensen die ergens toe in staat zijn. Respecteer hun eigen ideeën, gevoelens en levens buiten de klas. Als jij ze waardig behandelt zullen ze met jou hetzelfde doen.

Deel 10
Vraag aan je leerlingen wat zij ervan vinden

  1. 1
    Vraag je leerlingen wat zij zelf van de lessen vinden. Laat je leerlingen hun mening (en die is vaak heel direct en ongezouten!) geven over wat er wel en niet goed gaat in de klas. Je kunt het ze persoonlijk vragen of je kunt een anonieme enquête houden zodat je een idee krijgt van hoe zij vinden dat het gaat.
  2. 2
    Vraag ook de familie van je leerlingen om hun mening. Je kunt ook aan de ouders van je leerlingen vragen hoe zij denken dat het gaat. Het kan zijn dat zij verbetering hebben gezien in de vaardigheden van hun kind, of in zijn of haar zelfvertrouwen of sociale vaardigheden. Het kan ook zijn dat ze vinden dat het minder goed gaat met hun kind. Weten hoe iemand van buitenaf de situatie ziet kan je helpen zeker te weten of de verbeteringen die jij op school ziet, daarbuiten ook te zien zijn. Daarnaast kan het je helpen eventuele problemen te ontdekken die jij normaal gesproken misschien niet te zien krijgt.
  3. 3
    Vraag je werkgever om commentaar. Als je lesgeeft op een school, vraag dan aan de rector of aan een meer ervaren docent of hij of zij één van je lessen zou willen bijwonen. Het kan heel leerzaam zijn om te horen wat een buitenstaander van je lessen denkt, maar je moet er wel op voorbereid zijn dat je ook kritiek kunt krijgen.

Deel 11
Blijf zelf ook leren

  1. 1
    Lees over je vak. Lees de meest actuele vaktijdschriften en congresverslagen om op de hoogte te blijven van de meest innovatieve methodes en nieuwe ideeën voor wat betreft bestaande methodes en technieken. Op die manier voorkom je dat je met je methodes achterop raakt.
  2. 2
    Volg cursussen om je vaardigheden bij te spijkeren. Neem zelf lessen op een hogeschool of universiteit bij jou in de buurt om te werken aan je technieken. Op die manier word je opnieuw herinnerd aan vergeten methodes of aan strategieën die je geneigd bent niet te gebruiken.
  3. 3
    Observeer andere docenten. Observeer niet alleen docenten die erom bekend staan dat ze goed zijn in hun vak, maar kijk ook naar docenten die niet zo goed lesgeven. Probeer te zien wanneer het goed gaat en wanneer niet, en waardoor dat komt. Maak aantekeningen en pas dat wat je leert toe tijdens je eigen lessen.
  4. 4
    Doe aan zelfreflectie. Kijk aan het eind van een les, een dag of een periode van lesgeven terug op wat je in de klas gedaan hebt. Wat ging er goed. Wat ging niet goed genoeg en wat zou je beter kunnen doen. Wat kun je beter niet meer doen.

Tips

  • Probeer altijd enthousiast te zijn, praat luid en duidelijk, geef les met een glimlach en laat zien dat je het leuk vindt. Als je als docent de stof zelf interessant vindt en echt graag wilt dat je leerlingen groeien en beter worden, ben je voor je leerlingen veel leuker en interessanter en betrek je je leerlingen vanzelf meer bij de les dan wanneer je alleen maar lessen opzegt, droge lijstjes met feiten dicteert en cijfers opleest alsof je een lezing over de stof aan het geven bent.